Breng het publiek dichterbij
Jim Ingalls
Vrijdag 22 februari 2019 te Amsterdam.
Op dinsdagavond 19 februari 2019 ga ik naar Nationale Opera & Ballet omdat ik weet dat Peter Sellars daar werkt aan de opera Girls from the Golden West en ik wil hem graag strikken voor een interview. Omdat Peter nog niet aanwezig is, wacht ik hem op in de zaal. Na enige tijd verschijnt als eerste Jim Ingalls, de vaste lichtontwerper van Peter. Ook Jim ken ik al vele jaren en maak van de gelegenheid gebruik om ook hem te vragen voor mijn onderzoek. Op vrijdagmiddag 22 februari zoeken Jim Ingalls en ik een plekje in de artiestenfoyer.
Jim Ingalls is een Amerikaanse lichtontwerper die al vele jaren lichtontwerpen maakt voor voornamelijk opera- en balletproducties.
Nadat ik nogmaals mijn onderzoeksvraag heb uitgelegd, steekt Jim van wal.
‘De voorste 2,5 m. vanaf de toneelrand is voor mij het belangrijkste stukje in een lijsttheater. Ik zie eigenlijk het liefst geen voortoneel. Want de regisseur wil dat de zangers op het voortoneel gaan staan, maar ik heb nooit de mogelijkheden om ze goed in het licht te zetten. Het decor loopt tot aan de manteau, dan staat er nog ergens een boom en vanaf de zaal zijn vaak te weinig faciliteiten, waardoor ik er van geen enkele kant goed inkom met het licht. Ik word daar gek van. Hier en in Duitsland hebben ze een dikke portaalzone. Dat kennen wij in de Angelsaksische landen niet. Wat mij betreft begint de toneelopening bij de toneelrand. Maar velen werken niet op die manier.
Het beste theater dat ik ken is het “Four Seasons Theatre” in Toronto (afb 1). Het voelt goed. De zaal heeft een ronde vorm zonder portaalzone en tussen de zijbalkons goede lichtposities.’
Kan je aangeven waarom het zo goed voelt?
‘Dat is lastig. De proporties zijn goed. De materialen zijn ook goed gekozen. Het voelt warm. Er is weinig zwart in de zaal. De zijwanden zijn van hout in een lichte kleur.’
Heb je daar geen problemen mee als lichtontwerper?
‘Nee, als het licht uitgaat is er ook geen reflectie. De overgang van de zaal naar het toneel heeft wanden die wel donkerder zijn. Dat voelt goed.’
Aalto heeft in Essen een operahuis gemaakt met witte wanden.
‘Oh de Finse architect, ja die doet alles in het wit. Ken je de nieuwe opera van Oslo (afb 2)? Een mooi gebouw en mooie zaal, maar daar hebben ze het zaallicht uitgevoerd als een groot wit vlak in het midden van de zaal. Maar dat is zo wit. Dat is echt verschrikkelijk.’
Ja, ik heb het gezien, dat zaal is gemaakt van de eerste generatie ledverlichting. Toen het nog alleen in 6000K gemaakt werd, denk ik.
‘Ja, dat moet wel, maar het maakt de hele zaal lelijk.’
Zelf vond ik de schijnwerpers voor de prachtige eikenhouten balkonranden erg teleurstellend.
‘Ja, ik weet het. Het is altijd lastig om ze niet in beeld te hebben en toch goede lichtposities te maken.’
Als ik het me goed herinner van andere producties heb je er geen problemen mee als schijnwerpers in beeld hangen.
‘Nee, dat klopt, daar heb ik geen probleem mee.’
Ben je bekend met Vesica Piscis? Want ik denk dat dit is wat je in het begin bedoelde. Het gaat om twee cirkels die in elkaar grijpen. Twee tegenpolen die in het deel waar ze overlappen iets gemeenschappelijks hebben. In de ene cirkel het toneel en de andere de zaal.
‘Oké, ik begrijp hem. En juist bij operahuizen is dat overlappende deel de orkestbak.’
Precies. De Ring producties van Pierre Audi met het decors van George Tsypin (die ook vaak deel uit maakte van jullie artistieke team met Peter Sellars) doorbraken dat.
‘In onze productie “Biblical Pieces”(afb 3) die wij tijdens de eerste Ring serie in Carré hebben gedaan en later ook hier, deden wij dat ook. En het werkte. Het was prachtig. Wat mij betreft hangen tot aan de toneelrand alleen maar trekken, dat is voor mij voldoende.’
Nou dat is precies wat wij als bureau ook voorstaan.
‘Wat ik geleerd heb van het “Seattle Repertory Theatre (afb 4), een theater voor drama, is dat ze aan de zaalzijde, vlak voor de bouwkundige opening een lichtbrug hebben opgehangen, en het toneel heeft geen buikje. Al staan de acteurs boven op de toneelrand, ze blijven toch altijd in het licht.’
Helaas willen akoestische adviseurs precies daar een klankkaatser en gaat je lichtpositie verloren.
‘Daar moeten jullie dan bij helpen.
Je vraag gaat volgens mij ook over materiaal en over afstand. Materiaal moet niet te aanwezig zijn, maar de sfeer wel ondersteunen. Iets daartussenin.
We doen ook wel eens opera’s in een concertante uitvoering in concertzalen. De nieuwe concertzaal van Frank Gehry, de Disney Hall (afb 5) is akoestisch fantastisch, maar nergens zijn lichtkoven en luiken. Rampzalig. Finyard shape concertzalen zijn ook vaak lastig te belichten, omdat de zijkanten van de zaal niet gelijk zijn. Je kunt niet symmetrisch belichten.’
Een van de zangers uit de opera komt langs om Jim gedag te zeggen. Zijn naam is Devóne Tines. Hij is geïnteresseerd in ons gesprek en vraagt waar het over gaat. Hij zegt:
‘O, please make dressing rooms that don’t suck.’
Verder geeft hij bijzonder enthousiast aan dat de opera van San Francisco (afb 6) veel te diep is, waardoor de schaal van het toneel uit proportie is. De zaal is eigenlijk niet in een menselijke schaal. En als een theater uit de menselijke schaal komt, kan het publiek zich niet identificeren met de artiesten op het toneel. Mooi, mijn onderzoek gaat over de verhouding en interactie tussen publiek en uitvoerend artiesten. Devóne gaat verder.
‘Een productie begint al in de garderobe en bij veel theaters gaat het daar al mis. En dat is jammer, want voordat het doek open gaat, voordat de lichten doven, staan wij al op achterstand. Wat wij doen is het publiek uit hun comfortzone halen en hen vanuit hun dagelijkse beslommeringen iets laten ervaren. Bij het oude operatheater Garnier in Parijs is dat veel beter gelukt. De entree en trappen zijn zo overweldigend, dat je als publiek direct in een andere sfeer zit.
Jim vraagt aan Devón of hij gedronken heeft.
‘Just a little, zegt Devón bij het weglopen.’
Jim geeft aan het moeilijk te vinden om te bedenken welk theater goed is. Eigenlijk weet hij alleen slechte theaters te benoemen.
‘“The Barbican” vind ik niet goed. Ten eerste houd ik er niet van om onder de grond te moeten werken. Het is net een parkeergarage. En o ja, de “Bastille in Parijs” vind ik ook niks. De zaal is zo strak met rechte rijen en rechte balkons. Het leeft niet.’
Jim denkt even na en komt dan met het Goodman theatre (afb 7) in Chicago
‘Het theater heeft twee zalen, een lijsttheater voor toneel en een klein flexibel theater. Het lijsttheater heeft 800 stoelen. Wat ik er prettig aan vind is dat het intiem is. De wanden zijn warm van hout, de stoelen bij elkaar, als een blok gesloten.
Wat ik zeker geen prettige theaters vind zijn Trusttheaters (afb 8 en9). In Amerika dacht men in de ‘60s weg met de vierde wand. Doorbreek de lijst. Breng de actie naar het publiek. Het publiek zit dan rondom een speelvlak met opkomsten aan verschillende kanten. Niet zoveel regisseurs weten nog hoe ze zo’n theater moeten bespelen. Het was groot in de ‘70s. Er waren in die tijd regisseurs die dat uitwerkten, maar deze zijn bijna allemaal overleden.’
De mimiek van een acteur komt van zijn gezicht. Bij een trusttheater richt een acteur zich niet heel vaak tot mij.
‘Precies, en niet iedereen ziet dus ook hetzelfde. En als lichtontwerper is het heel lastig om met licht in te komen, omdat je altijd de overkant waar publiek zit, verblindt. Ik doe wel eens een productie in zo’n flexibel theater, maar ik heb de voorkeur voor een lijsttheater. Voor ballet geldt dat ook, want het is een soort van traditie. Sommige balletten kunnen wel door de lijst, maar er zijn ook altijd fysieke problemen zoals een balletvloer en lichtposities.’
Stel je mag een theater ontwerpen hoe zou dat er dan uitzien?
‘Zeker een lijsttheater en dan zonder orkestbak. Breng het publiek dichterbij. En zeker geen Trusttheater.’
En wat doen we dan met het orkest?
‘Ja, geen idee. Plaats het ergens anders. Wellicht aan de zijkant. Een deel van de beleving bij opera is het zien van het orkest en de dirigent. In Bayreuth zie je helemaal niets van het orkest of dirigent.’
Kunnen we niet alleen de dirigent laten staan, maar het orkest in een andere ruimte en met luidsprekers het geluid de zaal in krijgen?
‘De musicals op Broadway doen dat. Het orkest zit dan soms in een ander gebouw. Maar het klinkt in zijn geheel toch rommelig. Okee, laten we zeggen dat we een kleine orkestbak nemen en veel ruimte onder het toneel. Wat ik zeker niet wil is een flexibele zaal. Want wat je dan krijgt is dat men zegt: Oh, het is zo prachtig, want het kan makkelijk gewijzigd worden, maar het blijkt heel veel werk te zijn, waardoor het een vermogen kost. In Amerika wordt dat op de productie afgewenteld.’
Heeft dat niet te maken met een slecht ontwerp? Het “Wyly Theatre” in Dallas is misschien zo’n voorbeeld.
‘Dat heb ik op tv gezien. https://www.youtube.com/watch?v=SafGj_M89jk Precies.
Er is ook zo’n flexibel theater in Baltimore, maar het kost daar ook zoveel tijd. Ik heb begrepen dat zo’n ombouw nog maar 1x per jaar wordt gedaan.
Ik zie dat dit soort flexibiliteit gewoon niet goed werkt voor een theater.’
En flexibiliteit van de portaalzone, enkel in de richting tussen zaal en toneel?
‘Ja, dat is zeker goed. Zeker als daar de lichtposities in meegenomen kunnen worden.
De proporties van een theater moeten goed zijn. Ik weet niet wat het moet zijn, maar ik voel wel of het goed is of niet. Degene die ik goed vind zijn Glyndebourne (afb 10).
En die ik noemde in Toronto. Maar ik zou er meer moeten weten. Ik kom er alleen niet op en ik werk toch al heel wat jaren in heel veel verschillende theaters.’
CV Jim Ingalls
James F. Ingalls is een gerespecteerd en productieve Amerikaanse lichtontwerper die veelvuldig heeft gewerkt bij Nationale Opera & Ballet in Amsterdam, in vele operahuizen in Europa en in Amerika, waaronder Lincoln Center, Metropolitan Opera, Playwrights Horizons, Goodman Theatre, La Jolla Playhouse en Steppenwolf. Zijn werk omvat belichtingen van voornamelijk opera, ballet en toneel.
Jim Ingalls is afgestudeerd aan de Yale School of Drama met een graad in toneelmanagement. Daarna ging Ingalls op tournee als stagemanager en werkte hij samen met de lichtontwerpster van Bob Wilson, Jennifer Tipton. Bij haar begon hij zijn carrière als lichtontwerper. Hij ontwierp de belichting voor vele producties van regisseur Peter Sellars.
Jim Ingalls woont in New York City en is een Adjunct Professor in Lighting Design. Hij werkt vaak samen met The Wooden Floor dansers in Santa Ana, CA.
Lichtontwerpen in Nederland
1988 Opera Nixon in China
1994 Opera Pelléas et Mélisande
1998 Opera’s Oedipus Rex & Psalmensymfonie
1998 Opera The Rake’s Progress
1999 Opera Bijbelse Stukken
2007 Opera Dr. Atomic
2008 Ballet Coppelia
2009 Ballet Giselle
2016 Opera Only the sound remains
2018 Opera La Clemenza di Tito
2019 Opera Girls of the Golden West