Waarom blijven we hiernaar kijken?

Jetse Batelaan

10 september 2019 te Amsterdam

We hebben afgesproken in de cafe-restaurant Stanislavsky in de Stadsschouwburg Amsterdam, omdat Jetse daar deelneemt aan een forumdiscussie. Bovendien speelt daar in het kader van het Theater Festival een van zijn producties.
Jetse won als eerste Nederlander in 2019 in Venetië een Zilveren Leeuw in de categorie Theater. Hij is regisseur en artistiek directeur van jeugdtheater Artemis in De Bosch. Als regisseur maakt hij vaak ontregelende voorstellingen. Na het bestuderen van zijn werk op internet, vind ik het jammer nog nooit iets van hem live te hebben meegemaakt. Ik was onder de indruk van producties als: ‘Het geheven vingertje’ en ‘Hoe grote mensen weggingen en wat er daarna gebeurde’. In beide producties wordt het jeugdige publiek uitgedaagd om actief mee te doen aan de voorstelling. Die kinderen gaan daar volledig in mee en hebben niet door dat ze zelf een rol spelen.
In een interview zei hij bang te zijn voor conflicten, maar ook te beseffen dat er zonder conflict lastig producties te maken zijn. Een oplossing kan zijn het publiek onderdeel te maken van dat conflict.
 
Ik heb me in je verdiept en ik ben ik erg onder de indruk van de producties die je gemaakt hebt. Waarbij ik mij dan afvraag hoe het komt dat ik dit niet eerder heb ontdekt. En als ík het niet weet, zullen er zeker veel meer mensen zijn die het niet kennen.
Wij vragen ons ook vaak af waarom men ons niet zo goed kent en dan is er vervolgens de vraag: Hoe gaan we dat dan aanpakken?
 
Niet alleen Artemis maakt prachtige en indrukwekkende jeugdtheaterproducties maar Liesbeth Coltof bij de Toneelmakerij en Moniek Merkx bij MaasPodium ook.
Ja, we zijn lekker bezig.
 
Jullie zijn harstikke goed bezig. Maar verkopen jullie jezelf wel goed?
Dat zou kunnen van niet. Qua bezoekersaantallen doen wij het over het algemeen echt goed ten opzichte van volwassen toneel. Maar het kan altijd beter.
 
Helaas kon ik de speellijsten van jullie producties niet terugvinden en weet daarom niet in welke zalen jullie producties spelen.
Wij spelen voornamelijk in vlakke vloerzalen en om het jaar maken we een productie voor de grote zalen. Vaak is dat dan ook met een ander gezelschap. Dit jaar was dat ‘Het verhaal van het verhaal’ samen met het Zuidelijk Toneel en hierna maken we er een met Het Paleis.
Dat is uit kostenoverweging?
Zeker, en ook strategisch om dat samen met een ander Brabants gezelschap te doen, die ook meer gewend zijn aan de grote zaal. Samen sta je sterk.
  
Strategisch ook omdat de regering de focus verlegt naar regionaal?
Ja, dat heeft er ook wel een beetje mee te maken. Gelukkig klikt het goed tussen de gezelschappen in Brabant.
 
Als je dan een keer een productie maakt voor de grote zalen heb je te maken met de lijstheaters. Dat is echt anders dan vlakke vloerzalen.
Jazeker. Kijk ik speel heel erg met de conventies. Ik maak onorthodoxe voorstellingen. Ergens ben ik er dus wel bij gebaat dat het gebouw een strakke conventie uitstraalt. Dat vind ik leuk. Zo’n ruimte dwingt een bepaalde aanvangsverwachting. Als je hier in de grote zaal van de Stadschouwburg Amsterdam gaat zitten op het pluche, creëert dat een andere verwachting dan bij Frascati. Hier verwacht je dat een verhaal verteld gaat worden. Ik vind dat prettig om daar mee te spelen. En hoe klassieker de zaal is hoe beter mijn producties tot hun recht komen.
Dus hier liever niet in de RABO-zaal?
Het is mij meerdere keren gevraagd, maar dan zeg ik nee. Ik wil de grote zaal.
Hoewel, we speelden laatst ook in Utrecht in de grote zaal in de amfi-opstelling, waarbij de zaal zo oploopt dat hij aansluit aan het balkon. Daar was ik aanvankelijk niet voor, maar die voorstellingen liepen daar als een trein in de communicatie met het publiek. Want het is in zo’n klassieke zaal met kinderen toch lastiger voor ze. Die amfi-opstelling in Rotterdam werkt ook, alleen moet ik wel aangemoedigd worden om daar gebruik van te maken.
Voor mij is die grote zaal met zijn lijst en dat hiërarchische verhoogde podium allemaal fijn om te gebruiken. In de productie ‘Hoe grote mensen weggingen en wat er daarna gebeurde.’ (afb 1) Kregen de kinderen bij aanvang een oortje mee de zaal in. In het stuk breekt er een ziekte uit en gaan de volwassen acteurs letterlijk nadat ze omgekleed zijn in gewone kleren de zaal uit. De kinderen met dat oortje in daagden wij uit om op het toneel te klimmen. Ze moesten daarmee letterlijk een barrière nemen.
 
De vierde wand doorbreek je.
Die acteurs die weglopen gaan inderdaad door die vierde wand weg en die kinderen gaan het toneel op waarna de wand zich ook weer sluit. Ze spelen nog wel 50 minuten door. Het is daarmee veel performatiever. Bij aanvang zijn er coulissen en is alles mooi afgestopt, en die kinderen gaan dan met de trekkenwand computer alles weghalen en slopen vervolgens ook het decor.
 
Jij hebt daarmee de lijst voor je producties echt nodig?
Ik gebruik heel erg de realiteit van het theater. De situatie waarin we zijn. Dat gebouw, de wijze waarop het publiek zit, dat speelt een rol in mijn producties. Dat dringt zich op. Soms doordat het decor en daarmee de fictie ontmanteld wordt, en dat alleen de realiteit van het theater overblijft. In die zin ben ik erbij gebaat dat er een soort van gelijkvormigheid is in die realiteit. Ik stoor mij eigenlijk heel erg aan toneelhuizen die heel origineel zijn. Van gekleurde wanden word ik helemaal gek. Er zijn voor mij toch van die standaard artistieke keuzes die ik wil kunnen maken. Speel ik wel of niet met een afstopping. En als ik dan voor niet kies, dat ik dan geen gouden wanden krijg. Ik wil een redelijk neutrale ruimte.
 
Jouw naakte waarheid is een zwarte toneelwand?
Nou, die moet wel verwijzen naar een kaal theater. Ik heb daar wel een beeld bij.
Dat komt ook omdat in mijn producties er vaak wel een moment komt waarop dat bloot komt te liggen.
 
Jetse kijkt mij plotseling vragend aan en zegt:
‘Ja?’
 
Er is mij iets opgevallen in jouw producties van vlakke vloerzalen en ik kan het mis hebben, maar het lijkt erop dat wat zich afspeelt op het podium steeds een flink aantal meters vanaf de tribune plaatsvindt.
En niet er bovenop. Tja, het is over het algemeen wel zo, en dat is ook gekoppeld over hoe ik over acteren denk, dat het in de basis allemaal best wel verlegen is. Of er is in ieder geval niet zo’n duidelijk onderscheid tussen de mensen die zenden en de mensen die ontvangen. Juist die hiërarchie wil ik graag doorbreken. Mijn acteurs staan daarom ook niet heel actief te zenden, maar meer een beetje te rommelen en dat je als toeschouwer naar hen toe moet. Ik probeer op die manier de verbinding te leggen. Ik heb er nog nooit zo over nagedacht, maar je zou best gelijk kunnen hebben met jouw observatie. Het is bij mijn producties ook niet zo dat we de show heel erg opbouwen of met muziek ondersteunen. Middelen die bij anderen helpen bij de overdracht, ben ik juist bezig met een soort deconstructie van die overdracht en is het vaker de vraag: Is dit eigenlijk wel iets om naar te kijken? Waarom kijken wij hiernaar? Waarom blijven we hiernaar kijken? Is dit wel iets? Dat zijn allemaal vragen die ik graag bij mijn producties oproep.
Aan de andere kant, wanneer werkt het nu het sterkst als die acteurs een beetje autistisch lopen te doen? Dat werkt het best als dat publiek een kracht terug kan geven. En dat is het hete hangijzer. De juiste steilte van de tribune en goede zichtlijnen zijn daar essentieel voor.
 
En is dat niet nog lastiger in een lijsttheater?
Ja, dat is lastiger. Dan zitten ze er minder heftig op, inderdaad. Daar is weer fijner aan dat het massaler is. Het is een ander spel dat er dan is, maar ik ben blij dat beide er zijn.
Er is nu een beetje een tendens om beide meer naar elkaar toe te brengen met zo’n RABO-zaal hier in de Stadsschouwburg, of wat men bij De Parade in Den Bosch van plan is met die tweede zaal. Nou, daar raak ik wel een beetje van in de war.
Jij wilt gewoon een zwarte doos en een lijsttheater?
Ja, dat vind ik wel fijn. En o ja, ook een deur achterin. Om in die naakte waarheid, waar wij het over hadden, ook een opkomst te kunnen hebben.
Mooi in het midden met een lichtje erachter.
Nou, ik zou hem dan net uit het midden willen.
 
Opnieuw de vragende blik, gevolgd door de vraag:
‘Ja?’
 
Ik begrijp van je en heb dat ook wel op video’s gezien, dat je er geen problemen mee hebt als de kinderen tijdens de voorstelling het podium op lopen.
Nee, dat gebeurt juist heel vaak. In mijn producties is er vaak een wederzijdse verstoring. Wij verstoren het publiek en zij ook ons. Als regisseur ben ik ergens degene die de controle heeft, maar ik vind het ook heel mooi om die controle uit handen te geven. Het is een live act en wanneer daar iets gebeurt, dat het publiek ineens het toneel opkomt, is dat de ultieme gebeurtenis. Ik moet dat natuurlijk laten gebeuren binnen kaders, omdat we ook een grote verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van de veiligheid. In dat opzicht vond ik hoe de techniek dat heeft opgelost in die productie waar de kinderen met oortje in zonder voorbereiding het toneel op gingen en het decor met de trekkenwand ontmantelde, een huzarenstukje.
Bij een try-out van de productie ‘Oorlog’ (afb 2) hebben we echt moeten zoeken hoe we de controle behielden. In dat stuk ontstaat er een gevecht tussen het publiek en de acteurs. Die gooide ballen de zaal in en het publiek gooide die terug. Toen de acteurs dekking gingen zoeken omdat de kinderen het toneel op kwamen om terug te gooien, moest er wel iets gebeuren. Zoals bijvoorbeeld dat het beter is om na enige tijd geen ballen meer naar het publiek te gooien en dat de technici klaar staan om het podium op te lopen om in te grijpen. Het is daarna gelukkig nooit echt misgegaan.
Nee, kinderen het toneel op is juist geen probleem, omdat het voor mij gaat over de illusie van die scheiding en het doorbreken van die scheiding.
 
Je producties spelen zich vaak af recht tegenover het publiek. Is dat wat jij wilt, of komt dat door de mogelijkheden in de theaters in Nederland?
Hoewel ik zeker de mogelijkheid zou willen om het anders te doen loop je tegen het ombouwen van theaters aan. Dat is wel iets waar je tegenop ziet. Ombouwen is vaak gedoe. Er ontstaat dan gemopper.
Dat zou jij je toch naast je neer moeten leggen?
Ja, dat is wel zo. Maar omdat die tribunes zo weinig ingeschoven worden blijkt soms dat het niet meer functioneert. Of dat men er geen zin in heeft en dan ontstaat dat gemopper.
Ik vind als regisseur wel dat het overal goed zou moeten functioneren.
Een goed voorbeeld is de productie KID (afb 3 en 4) waar ik als eindregisseur bij het Zuidelijk Toneel aan gewerkt heb. Daar was de tribune ingeschoven en hebben ze op het podium twee tribunes gebouwd en schuin daar tussenin stond een hoge wand. Aan de ene kant zaten de kinderen en aan de backstage kant de volwassenen. Er werd afwisselend aan de ene of aan de andere kant van de wand gespeeld of beide zijde tegelijkertijd. Je hoorde wat er aan de andere kant van de wand gebeurde, maar wat je hoorde is natuurlijk niet altijd wat je denkt dat er gebeurt. Het werkte fantastisch en het is een voorbeeld van het doorbreken van die klassieke opstelling. Het was natuurlijk ook fantastisch omdat zo’n idee dan ook kan.
Ik als maker van mijn eigen producties heb zoiets nog nooit gedaan. Soms wel op locatie. Voor mij zijn theaters ook locatievoorstellingen en dan is de locatie dus het theater.
Maar ik ben wel heel erg voor die flexibiliteit, laten we vooral theaters maken waar dat kan.
 
Bij het RO-theater in 2012 heb je een productie gemaakt waarbij je het gehele toneelhuis en een deel van de zaal van de Rotterdamse Schouwburg hebt ingepakt met geel doek. Rondom zat het publiek en in het midden van de ruimte werd gespeeld en de opkomsten waren door een gat in de orkestbak.
‘’Wij zijn blij’ (afb 5) heette die productie. Wat een reactie was op de bezuiniging van Halbe Zijlstra. De opdracht daar was heel specifiek voor die zaal en die productie ging dus ook niet reizen. Want het reizen geeft zeker ook beperkingen.
 
Mij intrigeerde het publiek rondom en het spel middenin.
Ja, er was daar helemaal geen vierde wand.
Nou het leek mij dat er erg naar binnen geacteerd werd.
Ja, dat zou wel kunnen. Ik heb laatst een dansvoorstelling gezien bij Spring, waar wij als publiek rondom zaten en een danseres in het midden voor ons danst. Fantastisch. Elementairder krijg je het bijna niet. Wat ik daar toen ook mooi vond was dat ik naast mij en voor mij andere mensen zag kijken. Dat wij dat met elkaar beleefden.
 
Tribunes in vlakke vloerzalen hebben heel vaak rechte rijen. Net gaf je aan dat als je elkaar kan zien dat een meerwaarde kan zijn. Of is dat te kort door de bocht?
Jetse lacht kort. ‘Ik werk de laatste tijd regelmatig in London en daar zijn vrijwel al die theaters extreem in het rond gebouwd met een rond voortoneel. Superirritant!
Het gaat daar voor henzelf altijd goed, omdat al die producties op dat theater zijn gemaakt. Wij worden dan uitgenodigd om in het Jeugdtheater Unicorn (afb 6) te spelen en veel van mijn producties spelen zich af in doosjes. Ja, dan ben je daar De Sjaak. Of ik moet heel erg naar achteren, waardoor ik een extreem groot voortoneel krijg of een groot deel van de zaal is onverkoopbaar. Ik ben toch eigenlijk wel van recht.
 
De grote zaal van de Verkadefabriek is een beetje rond.
Dat kan ik wel hebben dat is ook een goede zaal. Behalve dan die zijbeuken boven die steken iets te veel uit en leveren soms wat problemen op.
 
Is de breedte van de tribune ten opzichte van het speelvlak van belang?
Ja, dat is wel van belang. Ik vind het lekker om de hele ruimte te gebruiken en gebruik daarom vaak geen afstopping. Bij De Onzichtbare Man (afb 7) hadden we juist een coulissendecor gemaakt waarbij we de afstopping hadden laten beschilderen alsof het het lege toneelhuis is. Ik ga de productie nu hernemen bij Schauspielhaus Bochum van Johan Simons en daar kunnen we het toneelhuis perfect overnemen op de coulissendoeken. En natuurlijk gaan ze tijdens de voorstelling het decor afbreken en zit je dus nog steeds in dezelfde ruimte.
Een vloeroppervlak dat dus meer is dan de breedte van de tribune en de afstopping is daarom wat mij betreft beter.
Zoals de Toneelschuur?
Ja, dat is mooi. Die omlopen rondom dat podium is wel specifiek voor dat gebouw, maar geeft wel iets extra’s.
 
Wat ik nog wel even wilde aansnijden, hoewel dat wellicht ook gaat over een maatschappelijke discussie, is een theater waar ik erg enthousiast over ben, dat is het theater ’t Speelhuis in Helmond, in die kerk (afb 8). Buiten dat mijn producties daar perfect pasten, is er een ecologische discussie gaande en moet er zorgvuldig met de publieke ruimte worden omgegaan. Toen ik daar voor het eerst was dacht ik; Het moet vanaf nu verboden worden om nieuwe theatergebouwen te maken. Ik vind het zo’n goed statement. Ook als het over draagkracht voor cultuur gaat. Nieuwe theaters kunnen soms ook wel een pompeusheid en chiqueheid uitstralen, die niet altijd in ons voordeel is.
In dat licht bezien. Het zal waarschijnlijk wel echt nodig zijn om het Theater Aan de Parade te vervangen in Den Bosch, maar had je daar wellicht niet beter over na moeten denken. Wat ik wel echt jammer vind, is dat er door de gemeente te weinig integraal gedacht wordt. Die tweede zaal wordt ook een middenzaal en kruipt daarmee behoorlijk dicht tegen de Verkadefabriek aan. Vroeger zat er in het plan van die tweede zaal nog een kap op en kon je daar echt andere dingen gaan doen dan in de Verkadefabriek, maar dat is eruit gehaald. En dan vraag ik mij af; Is dat slim? Ik denk dat Den Bosch echt te klein is voor twee goede middenzalen. Het is gevaarlijk spel. Omdat we ons moeten realiseren dat er een publieke opinie is en een politieke opinie. We moeten ons als sector rekenschap geven dat we werken met publiek geld.
Nou ja, ik blaas een beetje stoom af, omdat ik lange tijd boos was. Ik heb heel lang gedacht dat een gemeente, die zoiets groots gaat doen in zijn stad, op zijn minst navraag of onderzoek gaat doen bij gezelschappen binnen de gemeente. Pas nadat ik aan de bel heb getrokken, ben ik door Cees Langeveld (voormalig directeur Chassétheater) geïnterviewd voor zijn tweede onderzoek naar nut en noodzaak van een nieuw theater.
 
Jetse zucht.
‘Ja?’
 
Locatietheater. Wil je daar ook recht tegenover het publiek staan?
Dat wisselt. Bijvoorbeeld bij de productie Broeders zat het publiek op Oerol er vrij klassiek recht tegenover. Dat kwam ook omdat die productie was gemaakt voor de theaterschool. Theun Mosk (decorontwerper) en ik dachten dat deze productie het heel goed zou kunnen doen in een grote open ruimte. Omdat in mijn voorstellingen realiteit vaak een belangrijke rol speelt en op zo’n locatie is die realiteit dan nog veel groter. Ik heb daar ook Reuzen (afb 9) gedaan. Die was ook ooit begonnen in het theater. Op het toneel is eigenlijk niet veel meer dan een rots. En toen ben ik weer aan de gang gegaan met die conventies en hebben we een heel woest duinlandschap uitgezocht, waar we alleen de rots op hebben geplaatst en vlak voor de tribune hebben we een grote lijst neergezet. Ik leg dan het klassieke raster op een hele andere situatie. Hoewel dat raster ons wel de mogelijkheid bood om alle techniek achter die lijst weg te werken en je dus inderdaad dat woeste landschap schoon kon houden.
 
‘Ja?’
 
Als je een eigen theater zou mogen maken hoe zou die er dan uitzien?
Ik denk dat het behoorlijk saai wordt. Ik denk dat je in een beetje stad zeker twee zalen zou moeten hebben. Een grote en een kleine zaal.
 
De grote?
Een lijst, een kap en niet te zuinig met de zijtonelen. Een zaalvloer die in twee standen kan, maar in de lage stand moet die toch iets van een helling hebben. De toneelopening is zo breed als de zaal. Ik bedoel dat je je voorstelling niet door die lijst moet gaan duwen. Daglicht op het toneel en de wanden een beetje grijs. Dat is prettig voor de mensen die er werken. De zaal zelf mag redelijk donker zijn. Als de zaal ten opzichte van de hoogte van het podium aan te passen is, zou dat fantastisch zijn. 
 
De kleine. Vlakke vloerzaal?
Qua plafondhoogte niet te laag. Ik hou wel van ruimte, zowel op het podium als in het volume, zodat je dat ook voelt. Niet te veel gedoe aan de wanden. Echt alleen functionele dingen. Dus een brandblusser mag, maar ik word gek als het gedecoreerd is. Qua kleur vind ik grijs of zwart dan weer wel functioneel.
Niet de kleur van het materiaal zelf?
Ja, dat vind ik ook wel goed. Bij Theater Kikker of de Toneelschuur vind ik dat ook wel goed. En dan die tribune. Die moet kunnen inschuiven en de rijen zijn dan bij mij toch wel recht. Daarbij vind ik het ook fijner als het publiek op podiumniveau binnenkomt en dat zich dan vandaaruit de zaal zich vult. Voor Jeugdtheater zijn bankjes fijn, ook qua capaciteit. Als volwassenen zou ik het helemaal geen probleem vinden om op een bank te zitten. Ik ben voor robuuste tribunes zonder te veel klappende elementen, met goede zichtlijnen die uitgaan van een kind.
 
Waar wij het nog niet over gehad hebben en wat misschien wel het grootste probleem is, is de capaciteit van een zaal. Hoe kan je die capaciteit flexibel maken? Voor die knallende cabaretiers heb je 1000 zitplaatsen nodig. En dat is uiteindelijk ook in ons belang. Dan moeten die 1000 man er wel ook goed in kunnen. Bij toneel, die ook die grote zaal nodig hebben, haal je die bezoekersaantallen gewoon niet. En hoe voorkom je dat gevoel van leegte? Misschien iets met doeken?
Nou, dat lijkt mij niks. Bij 1000 man heb je vaak wel een balkon. Je zou erover na kunnen denken om juist dat deel goed uit beeld en de sfeer te halen.
Ja, zoiets. Dat is wel goed om over na te denken. Mee kunnen bewegen met je capaciteit en dat bij de bouw al meenemen in je architectuur. Dat is essentieel voor de intimiteit.
 
‘Ja?’
 
Het theater in Venetië waar jij je prijs kreeg vond je een prachtig theater, las ik.
Ja, dat klopt wel. Teatro Goldoni (afb 10). Maar het was een hel. De toneelruimte was echt super slecht. Het was heel klein, het toneel had een hele steile toneelvloer, ze hadden ooit bij een verbouwing ergens rechts op het toneel een liftkolom gebouwd, hierdoor kon ons achterdoek niet uithangen en zo waren er in de tijd nog andere foute aanpassingen gedaan.
Het was mooi omdat de zaal zo klassiek was met rondom loges en zo’n middenpad en wat wij lieten zien stond haaks op die Italiaanse traditie. Ik ben er nog steeds heel erg enthousiast over, omdat het daarmee wel het ultieme contrast was met wat ik maak.    

CV Jetse Batelaan
1978 geboren in Leiden
Eind jaren negentig opleiding regie aan de Theaterschool van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.
2001 regie, Echte vrouwen joggen in regenpak
2001 Jong Theaterprijs op Theater aan Zee
2003 regie, Ergens staat een iglo leeg
2003 Opdracht van het Prins Bernhard Cultuurfonds voor een theaterstuk
2004 regie, Pas als zaagsel krijgt een boom applaus 
2005 regie, Voorstelling waarin hopelijk niets gebeurt
2005 VSCD Gouden Krekel voor meest indrukwekkende productie
2005 VSCD mimeprijs voor Toe vader, drink
2008 regie, Het geheven vingertje
2009 Erik Vosprijs voor bijzonder talent onder de nieuwe lichting theatermakers
2009 VSCD Zilveren Krekel meest indrukwekkende productie voor Het gegeven vingertje
2009 regie, Een cowboy met zijn handen hoog juicht waarschijnlijk niet
2011 regie, Reizen
2012 regie, Wij zijn blij
2013 regie, Bambie de samoerai
2014 regie, De dag dat de papagaai zelf iets wilde zeggen
2014 regie, De man die alles wist
2014 VSCD Zilveren Krekel meest indrukwekkende productie voor De man die alles wist
2015 Vierjaarlijkse Theaterprijs van Prins Bernhard Cultuurfonds voor zijn autonome kunstenaarschap
2015 regie, Als je maar hard genoeg rent weet niemand waar je bent
2016 VSCD Mimeprijs voor Als je maar hard genoeg rent, weet niemand meer waar je bent
2017 regie, Oorlog
2017 VSCD Mimeprijsnominatie voor Oorlog 
2017 VSCD Zilveren Krekel voor Beste podiumprestatie (decorontwerp) Oorlog
2018 regie, De onzichtbare man
2018 VSCD Mimeprijsnominatie voor De onzichtbare man
2018 regie, Het verhaal van het verhaal
2019  Zilveren Leeuw voor Theater (Biënnale van Venetië)
2019 Nominatie Gouden Krekel voor Het Verhaal van het Verhaal
2019 WeeNightOut award voor The Invisible Man (Edinburgh International Children’s Festival)
2019 Het Verhaal van het Verhaal geselecteerd voor het Nederlands Theater Festival
2019 regie, (…..)
2019 (…..) genomineerd voor de VSCD Mimeprijs
2020 ITI Award